Hoe bepaal je bij nieuwbouw of het gebouw voldoet aan Paris Proof-eisen? Bij bestaande bouw kan dat via het meten met de Werkelijke Energie intensiteit indicator (WEii). Kort gezegd: zien welke stand op de energiemeter staat. In nieuwbouw loopt de meter nog niet, maar toch is wel met werkelijk energiegebruik de zuinigheid vast te stellen. DGBC ontwikkelde samen met TVVL een meetmethode.
De WEii is begin 2021 geïntroduceerd als dé methode voor het bepalen van de energie-efficiëntie van een gebouw op basis van het werkelijk gemeten energiegebruik. De WEii-klasse Paris Proof geldt voor veel projecten als het ambitieniveau.
Werkelijk Energieneutraal Gebouw
De methode is ontwikkeld voor de bestaande bouw. Daarbij is ervan uitgegaan dat nieuwbouw energieneutraal is en in zijn eigen energiebehoefte kan voorzien. In WEii termen: klasse WENG; een Werkelijk Energieneutraal Gebouw.
Energiegebruik inschatten voor Paris Proof
Het Paris Proof-doel voor het energiegebruik is bij nieuwbouw nog een inschatting, want het gebruik is nog niet van de meter af te lezen. De praktijk leert dat de inschatting van een berekening of energielabel vaak ver van de werkelijkheid af ligt.
Weten wie het gebouw gaat gebruiken, maakt de inschatting nauwkeuriger. Daarnaast zouden de diverse partijen ook na de oplevering in gesprek moeten blijven of de inschatting klopt met het werkelijke energiegebruik als de meter gaat lopen. Daarbij hoort een prestatiegarantie bij oplevering, zodat de eigenaar en gebruiker zeker zijn dat de WEii-score van 0 kWh/m2 bij WENG haalbaar is en blijft.
Paris Proof materiaalgebruik
De laatste tijd dringt het besef beter door dat bouwmaterialen en installaties ook meetellen bij de invloed op het klimaat. Een nieuwbouwproject dat geen energie gebruikt, bevat daar juist soms meer van, door extra isolatie, veel zonnepanelen en een warmtepomp. Bij de productie van die systemen komt nog veel CO2 vrij.
Hiervoor ontwikkelde DGBC het Paris Proof materiaalgebonden protocol met grenswaarden voor het materiaalgebruik bij nieuwbouw.